06-05-2020 00:00

Moderamen over de doop in corona-tijd

Dopen is wezenlijk voor de christelijke kerk: iemand die gedoopt wordt, wordt meegenomen in de beweging van sterven met Christus en opstaan met Hem tot een nieuw leven. Dopen is daarmee ook niet iets om op de lange baan te schuiven. We kunnen de doop niet missen. Door de doop treedt de dopeling toe tot de kring van de gemeente, de gemeenschap van mensen rondom Christus. We bedienen de doop daarom ook niet in huiselijke kring, maar in de kring  van de gemeente. 

Daarom stelt onze kerkorde ook dat de doop alleen bediend kan worden door iemand die door de kerk hiertoe bevoegd is. In onze kerk is dat een predikant  (art. VIII.1, ord. 6-3-2) en sinds enige tijd een kerkelijk werker die als ambtsdrager sacramentsbevoegdheid heeft ontvangen.

Het moderamen van de generale synode maakt in deze geen gebruik van haar bevoegdheid om in deze crisistijd ook ouders de bevoegdheid tot dopen te verlenen. De doop is principieel geen familiegebeuren, maar een sacrament van de kerk van Christus. Vandaar dat de doop bediend wordt door een ambtsdrager die door de kerk hiertoe bevoegdheid is. 

We kunnen ons voorstellen dat ouders het moment van dopen in deze bijzondere tijd liever willen uitstellen tot het mogelijk is om weer samen te komen in een kerkdienst. Een doop in deze crisisperiode is intussen wel degelijk mogelijk. Daarbij houdt de kerk zich aan de landelijke richtlijnen van de overheid. Dat betekent op dit moment: 1,5 meter afstand houden en met maximaal 30 aanwezigen. We brengen de gezondheid van mensen niet in gevaar.

Wat hier volgt is niet een nieuwe dooptheologie, maar een voorziening in deze specifieke tijd. Art XIX van de Kerkorde geeft ons de ruimte om met deze voorziening te komen.

Hoe kan er gedoopt worden?

Dopen gebeurt onder een aantal voorwaarden:

  1. In de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest,
  2. in het midden van de gemeente en
  3. Door een door de kerk bevoegd persoon: de predikant of kerkelijk werker met sacramentsbevoegdheid (zie Art III- 1 en Art. III-3 van de Kerkorde).

‘In het midden van de gemeente’ betekent op dit moment:

  1. Een klein gezelschap van familieleden, zodat er niet meer dan 30 mensen aanwezig zijn. We blijven ons houden aan de richtlijn van de overheid 
  2. De predikant, ambtsdragers en anderen die betrokken zijn bij het verzorgen van de online kerkdienst
  3. De online verbonden gemeenteleden.

Daar de armen van een predikant de afstand van 1,5 meter niet kunnen overbruggen, is een 'verlengde arm' nodig. Dit kan door een oud kerkelijk voorwerp, de zogenaamde Jakobsschelp - genoemd naar St. Jakobus van Santiago de Compostela, de schelp die pelgrims karakteriseert - , een nieuwe functie te geven. Namelijk die van een nieuw liturgisch doopvoorwerp.

Concreet door deze met schelp, voorzien van een verlengde arm, water te scheppen uit het doopvont en dit driemaal, onder uitspreken van de bekende doopwoorden, uit te gieten over het hoofd van de dopeling. Het dopen door middel van een schaal of schelp is geen nieuw gebruik. In andere kerktradities gebeurt dit al veel langer. Het nieuwe is alleen de verlengde arm. Dit is een hulpmiddel dat nodig is om de noodzakelijke beschermende maatregelen in acht te nemen. 

Update 20 mei 2020: Jelle Riet uit Putten biedt een doopschelp te leen of te koop aan. Zie https://doopschelp.nl/.

De doopbediening kan plaatsvinden in een online dienst in de kerkzaal, of in een aparte doopviering in de kerkzaal, een doopkapel of een andere geschikte ruimte. De kerkorde biedt biedt alreeds de ruimte voor een dergelijke doopbediening (ord. 6-3-3). De doopbediening in de huidige reguliere online dienst op zondagmorgen - en straks in een ‘1,5m-dienst’ - ligt het meest voor de hand.

Instructiefilmpje

Het is belangrijk dat de doopschelp met verlengde arm eruit ziet als een waardig liturgisch voorwerp. Hieronder een instructiefilmpje van kunstenaar André Bikker hoe zo'n verlengde arm met doopschelp te maken. Aan het einde van het filmpje toont hij ook een nieuw ontworpen verlengde doopschaal in de vorm van een veer. Bikker: "De veer verwijst naar de duif die neerdaalde toen Jezus werd gedoopt in de Jordaan. De veer als zachte strelende aanraking van Gods betrokkenheid bij het dopen."

 

Bron: 'Protestantse Kerk Nederland'