17-07-2019 00:00
God en kerk zijn terug - 9 tips voor dorpskerken
‘Doorbreek de sprakeloosheid’ is een van de negen punten in de lezing die journalist en programmamaker Leo Fijen onlangs hield in het Karmelklooster in Drachten. Dorpskerkambassadeur Jolanda Tuma woonde de lezing bij. Ze herkent veel van wat Fijen vertelt. Ze legt zijn negen punten op de situatie van dorspkerken zoals zij die in haar werk in en voor dorpskerken heeft leren kennen.
- Begin bij God. Het aantal mensen dat op zondagmorgen een kerk bezoekt is afgenomen. Mensen gaan niet meer vanzelfsprekend naar de kerk maar kiezen bewust om erbij te horen. En juist daardoor wordt vaak nagedacht over het waarom van de kerk. De identiteit van de eigen gemeente, als plek waar God ter sprake komt en waar God present is in woorden en daden, wordt juist in deze tijd weer van groot belang, zo hoor ik in dorpskerken.
- De kerk als plek om thuis te komen. Na de kerkdienst is er bijna overal koffie. Men vertelt me vaak hoe belangrijk de kerkelijke gemeenschap is. Als plek waar je thuis bent, als plek waar je wordt opgevangen als het leven tegenzit, als plek waar je wordt gezien en gehoord. Men kijkt om naar elkaar; je wordt gemist als je er niet bent.
- Mensen hebben verlangens. Fijen noemde zeven verlangens: goedheid, hoop, vertrouwen, liefde, God, gemeenschap en schoonheid. Wat me in de dorpskerken waar ik kom altijd opvalt is de zorg en aandacht voor de kerkruimte. Alleen al de wijze waarop de kaars wordt aangestoken en de bloemen een plek krijgen, getuigen van aandacht voor schoonheid. Met de woorden ‘in schoonheid word je opgetild’ verbeeldt Fijen precies wat in honderden dorpskerken elke zondagmorgen gebeurt.
- Luister naar de mensen om je heen. De vraag op welke wijze de kerk er is voor het dorp wordt op allerlei manieren beantwoord: de bloemen gaan naar iemand in het dorp, al dan niet lid van de kerk; de dominee is dominee voor het hele dorp; de namen van alle overledenen worden genoemd op eeuwigheidszondag. Dorpskerken zijn ook als gemeenschap zichtbaar in het dorp.
- Zorg dat je er bent op scharniermomenten. Huwelijk en overlijden werden vroeger ‘beleefd’ in de kerk. Tegenwoordig is dat vaak anders. Maar wanneer zo’n scharniermoment toch in een kerkdienst plaatsvindt, zijn dat mooie gelegenheden om present te zijn. Daarnaast zijn er jaarlijks terugkerende momenten, zoals het herdenken van overledenen of het vieren van Kerst, waarop de kerk present kan zijn in het dorp.
- Doorbreek de sprakeloosheid. God en kerk mogen er weer zijn, ook in de dorpen. Dit zie je terug in de manier waarop dorpskerken activiteiten organiseren waarin God, geloof en kerk weer ter sprake komen. Bijvoorbeeld door het organiseren van een pelgrimstocht, kliederkerk, een stiltevieringen of een bijbelgespreksgroep voor niet-gelovigen.
- Belang van een persoonlijke relatie. In een dorp kennen veel mensen elkaar. Men weet van elkaar wie wel en wie niet bij een kerk hoort. Dat is een groot goed maar heeft ook een keerzijde. Het is soms lastig om verbindingen aan te gaan met een openbare school als je namens de kerk komt. En toch is elkaar persoonlijk kennen van groot belang. Alleen dan kun je iets voor elkaar betekenen.
- Belang van vrijwilligers. Dorpskerken hebben soms moeite voldoende kerkenraadsleden te vinden, maar aan vrijwilligers is vrijwel nooit gebrek. Er wordt ontzaglijk veel werk verzet door vrijwilligers in bijvoorbeeld de voorbereiding van de diensten, het verzorgen van het gebouw, het omzien naar elkaar. Ook als mensen niet op zondagmorgen naar de kerk komen zijn zij vaak zeer betrokken.
- Jongeren? Niets mee doen. Tijdens een gemeenteavond werd de zorg geuit dat er geen jongeren meer naar de kerk komen. Even later werd verteld dat de jongeren een actie hadden georganiseerd en duizenden euro’s inzamelden voor een goed doel. Jongeren zitten niet meer om half tien in de kerk maar vinden hun eigen wegen. Geef ze de ruimte en leg hen niet op wat wij, oudere generatie, zo belangrijk vinden. Wees geïnteresseerd in wie zij zijn en wat hen inspireert; je zult versteld staan wat er leeft in die jonge hoofden en harten.
Bron: 'Protestantse Kerk Nederland'