18-03-2020 00:00
19 tips voor telefonisch pastoraat
- Een telefoongesprek kan een overval zijn. Dus probeer het af te spreken.
- Zorg voor een rustige ruimte en voldoende tijd. Houd een kladblok en pen bij de hand.
- Maak duidelijk wat je wilt: een korte vraag, een huisbezoek op afstand en vraag of het gelegen komt.
- Begin een telefoongesprek met duidelijke vermelding van uw naam, uw functie, namens wie u belt, en waarom u belt. Zeker oudere mensen hebben even tijd nodig om je te plaatsen.
- Vraag of het schikt.
- Spreek duidelijk en rustig.
- Begin met een eenvoudige open vraag, bijv. ‘hoe gaat het met u?’. U merkt dan wel of mensen het in eerste instantie liever over ‘koetjes en kalfjes’ hebben, of liever meteen de diepte in gaan.
- Als u vindt dat het gesprek teveel over ‘koetjes en kalfjes’ gaat, kunt u vragen stellen over gevoelens van mensen: ‘hoe voelt u zich?’ ‘wat roept deze tijd bij u op?’
- Nog een laag dieper kan over geloof en zingeving gaan. Vragen die op dat vlak gesteld kunnen worden: ‘wat betekent het voor u?’ ‘kunt u nog vertrouwen houden?’ ‘zijn er Bijbelteksten of liedteksten die nu belangrijk zijn voor u?’ (zie tekening onderaan de tekst)
- Het is belangrijk om goed te luisteren naar ‘signaalwoorden’ (bijvoorbeeld: ‘angst’, ‘onzekerheid’, ‘alleen’, ‘weet het niet’, ‘bang’, ‘vertrouwen’, ‘onzekerheid’), en daarover door te vragen of te praten.
- Volg uw gesprekspartner in de lijn die hij of zij aanbrengt. Mensen hebben soms de behoefte van zich af te praten. Het helpt dan om steeds de laatste woorden van de zin van de gesprekspartner te herhalen, en daarop door te vragen.
- Soms vallen mensen in herhaling. Dat kan een functie hebben. Door steeds opnieuw iets te vertellen, zetten mensen dingen op een rijtje en brengen ze structuur aan.
- Bij telefonisch pastoraat hebt u alleen uw stem en de stilte als communicatiemiddelen. U kunt mensen niet in de ogen kijken, u ziet geen gezichtsuitdrukking, u ziet geen non-verbale communicatie, u ziet geen omgeving. Dit betekent dat u vaker moet checken wat de ander precies bedoelt, zeker als het om het verwoorden van gevoelens gaat. Probeer samen te vatten en te vragen of de samenvatting klopt.
- Wees niet bang voor stiltes. Vaak helpt de stilte de ander de dingen op een rij te zetten.
- Vraag bij eenzame mensen naar contactpersonen en contactgegevens (telefoonnummers) en noteer die.
- U merkt aan de ander wanneer het gesprek lang genoeg heeft geduurd. Mensen beginnen zelf te bedanken voor het gesprek, of praten over wat ze na dit telefoontje gaan doen.
- Als u zelf vindt dat het gesprek lang genoeg heeft geduurd, kunt u rustig naar een eind toewerken. U kunt het gesprek samenvatten, en vragen of er nog iets is waar over gesproken moet worden.
- Als u wilt, kunt u aan het eind van het gesprek melden dat uw gesprekspartner u altijd kan bellen ‘als er iets is’, en dat u anders over bepaalde tijd weer contact op zult nemen. Wees betrouwbaar in uw toezeggingen.
- Maak zo mogelijk een verslagje van het gesprek, zodat u de volgende keer kunt voortborduren op wat er gezegd is.
Zie ook:
Bron: 'Protestantse Kerk Nederland'