Feest van verstaanbaarheid

Het “Pinksterverhaal” in Handelingen 2 vertelt, hoe mensen uit allerlei volken en met verschillende talen, samen als pelgrims in Jeruzalem, de apostelen konden verstaan. De apostelen spraken Aramees, en waarschijnlijk de meesten van hen ook nog in een dialect daarvan. Ze kwamen immers uit Galilea – zeg maar de “Achterhoek” van Israël in die tijd. Ze bleken ook andere talen te kunnen spreken – hoe wonderlijk opeens in dat huis waarin een hevige windvlaag woei en vlammen als vuurtongen zich over de aanwezigen verspreidden. De vreemdelingen, de pelgrims, zijn verrast. We kennen dit soort aangename verrassingen misschien wel van ontmoetingen in het buitenland. Je bent op excursie in een vreemd land en plotseling spreekt iemand die je daar ontmoet, je in het Nederlands aan. Opeens is die ander minder vreemd en voelt het vreemde land een beetje als thuis. Al zijn het maar een paar woorden Nederlands: het kan soms wonderen doen! Het zal niet veel anders zijn voor Syriërs of andere vluchtelingen in ons land, hoe gemotiveerd zij ook zijn om de nieuwe taal en gewoontes te leren. Even hun moedertaal te horen, daarin te worden begroet. 
In het Pinksterverhaal hoorden de vreemdelingen in hun eigen talen over de “grote daden van God”. Ik ben zo benieuwd, wat de apostelen precies hebben verteld, gelezen of gepreekt. Uit Petrus’ toespraak mogen we in ieder geval opmaken dat er gesproken is over Jezus Christus. Gericht aan joodse pelgrims is de boodschap: Jezus uit Nazareth is door God gestuurd en Hij heeft Gods bedoeling met mensen, met de Schepping waargemaakt. Jezus Christus leeft! Die boodschap is sinds die wonderlijke dag in Jeruzalem als een lopend vuurtje gegaan. Hij is “viral” gegaan, in moderne digitale taal. De verwondering, de blijdschap, het geluk door de Liefde van Jezus is “besmettelijk”. En wie de taal van de liefde spreken, worden verstaanbaar voor anderen, ook voor vreemden. 
Hoe gaat het met onze taal, ons spreken? Zijn we verstaanbaar door de taal van de liefde? En spreken wij (nog) over de “grote daden van God”? Als verre geestelijke nazaten van de eerste apostelen zijn veel christenen in ons deel van de wereld wat terughoudend in dat spreken. We zijn bang om al te vroom over te komen. We willen anderen “vrij” laten in hun denken en levensvisie. We worden niet altijd uitgedaagd, uitgelokt om te vertellen Wie ons ten diepste beweegt. In de “veelheid van geluiden” hebben christenen uit de gevestigde kerken de laatste decennia zich niet echt laten horen. Daar komt wel langzaam verandering in. Kerken, gemeentes en gemeenteleden van de Protestantse Kerk in Nederland worden (weer) toegerust om “missionair” aanwezig te zijn. Dat kan in allerlei toonaarden van de taal der liefde. Bijvoorbeeld door dienstbaar te zijn in de naaste omgeving- waarbij iedereen mag weten, Wie ons daartoe roept. Concreet: een open huis, een open maaltijd, gastvrijheid, ontmoeting organiseren, oog en hand zijn voor mensen die het moeilijk hebben. Door Gods Geest gedreven vertellen mensen zo over de grote daden van God, over Jezus’ liefde. En over Hem kun je ook getuigen met je stem en je mogelijkheden in het “maatschappelijk debat” of in de social media. Hoe gebruik jij de “vrijheid van godsdienst en van meningsuiting”: klinkt de goedheid, de vrede van God door in jouw woorden, jouw taalgebruik, jouw mening? 
Elke dag mag het een beetje Pinksteren zijn: als we ons openstellen voor Gods Geest, voor die “windvlaag” – de ramen en deuren van ons levenshuis open! – en voor de “tongen als van vuur” waardoor we worden opgestookt tot oprecht enthousiasme. 
Wat zou het mooi zijn, als mensen in ons land, in onze samenleving – die misschien helemaal niet gelovig zijn of zeggen te zijn – toch verwonderd kunnen zeggen: “wij allen horen hen (de christenen) allemaal in onze eigen taal spreken over Gods grote daden!”
AB